Stel je voor dat het jaar een grote cirkel is en verdeeld is in vier delen: lente, zomer, herfst en winter. Elk seizoen heeft zijn eigen fruit en groente die dan graag groeit. Dit noem je seizoensproducten.
Lente: In de lente, wanneer het weer warmer begint te worden, krijgen we lekkere dingen zoals aardbeien, erwten en asperges. Dit zijn de eerste fruit en groenten uit de natuur na de koude winter.
Zomer: Tijdens de warme en zonnige zomer hebben we heerlijke dingen zoals watermeloenen, tomaten en kersen. Deze zijn perfect voor picknicks en barbecues als we veel buiten zijn.
Herfst: Als de bladeren aan de bomen beginnen te veranderen van kleur en het een beetje koeler wordt in de herfst, kunnen we genieten van appels, kleurrijke paprika’s en pompoenen. Het is bijna alsof de natuur zich klaarmaakt voor Halloween.
Winter: En als de winter komt en het echt koud wordt, zijn sommige soorten fruit en groenten zoals peren en wortels nog steeds beschikbaar omdat ze tegen het koude weer kunnen.
Wist je dat? Vroeger aten we veel meer seizoensproducten, je at vooral wat op dat moment geoogst kon worden. Tijdens feestdagen eten we daarom traditioneel vaak groenten en fruit uit dat seizoen.
Groenten en fruit uit het seizoen is lekkerder! Het hoeft namelijk minder ver te reizen, daarom is het verser. Daar wordt de aarde ook gelukkiger van: Als we groenten en fruit kopen die van ver moeten komen, moeten ze een lange reis maken in vliegtuigen, vrachtwagens en boten. Dat zorgt voor veel uitstootgassen en die maken de lucht vies en warm.
Tijdens de herfstvakantie ga je misschien vaker mee boodschappen doen. Probeer dan zoveel mogelijk groenten en fruit uit het seizoen te kopen. Vaak staat er ook bij dat deze producten uit Nederland komen. Ze smaken het lekkerste en zijn vaak ook goedkoper!